Vanuit mijn studententijd voel ik nog altijd een diepgewortelde plicht mijn boodschappen bij de Aldi te halen. In deze door tijd- en geldloosheid gedomineerde levensfase fietste ik wekelijks een half uur lang richting de dichtstbijzijnde Aldi met een paar vaste boodschappentassen. Dat was immers goedkoper dan de aanschaf van een nieuw plastic tasje. Nog altijd fiets ik naar de Aldi. Als fervent kaaskop wil ik natuurlijk niet mijn voordeel teniet doen met benzine. Dit keer vergat ik echter mijn vaste boodschappentassen. Nu zijn Aldi plastic tassen beduidend minder sterk dan bijvoorbeeld die van de Albert, herinnerde ik me opeens toen het drama zich afgelopen zaterdag voltrok.
Vorig jaar, tijdens de gure winter, schoof ik met drie zware tassen richting mijn fiets. Ik bibberde tot op het bot en grote brokken sneeuw vormden een dikke sneeuwdeken. Omdat ik bij de Aldi onverwacht ruimtegebrek bleek te hebben kocht ik er een plastic tasje bij. Toen ik de spiksplinternieuwe tas aan mijn stuur hing scheurde deze diagonaal open en alle boodschappen kukelden de sneeuw in. Sommige producten vielen een silhouet in de sneeuwdeken en ik moest dan ook diep graaien om alles bij elkaar te sprokkelen. Hierbij greep ik in een of ander smerig zwart smeersel en mijn witte jas transformeerde in een soort koeienvacht.
Een koe stoot zich niet tweemaal aan dezelfde steen zou je denken. Maar afgelopen zaterdag kocht ik wederom een Aldi-plastic tasje, daar ik als loonslaaf toch wat guller ben geworden. Na het horkerige Aldi-personeel weer getrotseerd te hebben, werd mijn weg bij de uitgang gebarricadeerd door zo’n afgrijselijke milieufreak. Je weet wel, van die mensen die altijd ‘juist’ bezig zijn om zichzelf een goed gevoel te bezorgen, maar wèl het vliegtuig pakken naar een of andere interessante geitenwollensokkenbestemming. ‘Halt!’ stak hij als een verkeersagent zijn rechterhand omhoog. Zijn linkerhand klemde een Greenpeace-mapje. ‘Is die plastic tas nou echt nodig, mevrouw?’ knikte hij betuttelend zijn hoofd van links naar rechts. Ik gaf hem een ferme duw.
De Aldi wordt van mijn betere buurt gescheiden door een vierbaans tweerichtingsverkeersweg waarover non-stop een stroom auto’s beweegt. Het kruisende verkeer remde af, het licht sprong op groen en een storm aan auto’s, voetgangers, scooters en fietsers kruiste de vierbaansweg, waaronder ik. Plots voelde ik een verlichting aan mijn rechterkant onmiddellijk gevolgd door een licht schurend gevoel langs mijn rechterbeen, waarop ik naar rechts heulend met een been meesteppend de overkant bereikte. Een wit-blauw gestreept stuk plastic fladderde aan mijn stuur. Ik keek over mijn rechterschouder het ergste vrezend.
Verspreid over de weg rolde een bloemkool, een pak melk werd verpletterd onder een fietsband, melk spoot eruit, fanatiek rollende appels deden een andere fietser zigzaggen en schelden, de bloemkool knalde uiteen onder een Mercedeswiel. Toen stopte de stroom overstekers. De rest van mijn boodschappen wachtte op zijn doodvonnis. Mijn oversteekgenoten hadden een muur kunnen vormen tegen het naderende verkeer terwijl ik mijn boodschappen bijeen raapte, maar niemand deed iets. In plaats daarvan haastten mensen zich met plaatsvervangende schaamte weg.
Het stoplicht sprong op groen en het tegenliggende verkeer kwam in beweging. Zakjes colaflesjes en zakjes tumtummetjes werden geplet, bananen gepureerd, handzeepflacons leeggespoten, chocoladerepen op brute wijze gebroken, het was afschuwelijk om mijn voordeel op zo’n een beestachtige wijze teniet te zien gaan. Met gebogen schouders strompelde ik weg. Nog een keer keek ik over mijn schouder en ver achter de stroom auto’s zag ik, als een elastiek naar voren en naar achteren buigend en met een hand op zijn buik, de milieufreak breeduit lachen.