Voor sommige mensen is het een ware sport om het ’s winters zo warm mogelijk te hebben met de verwarming zo laag mogelijk. Dat heeft meestal niks met armoede te maken, maar alles met gierigheid. Het wordt dan wel bedekt met ‘om milieuredenen’, maar van dit soort krijg je evengoed de benzinebon gepresenteerd na een gezamenlijk ritje of je moet je eigen fles wijn meenemen naar hun verjaardag. Met een dekentje op de bank zitten, de centrale verwarming verruilen voor een houtkachel (voor resthout uiteraard) en extra laagjes zijn toverwoorden in deze huishoudens. Volledig je eigen zaak natuurlijk, maar wat doe je als je er rillend op de bank zit?

Hartje winter zat ik eens op een verjaardag van een familielid. Ik herinnerde me nog de blauwbekkende logeerpartijen die ik er als kind doorbracht. De verwarming mocht geen graadje hoger. ‘Ja, vind je het gek dat je het koud hebt?’ kreeg je dan het verwijt. ‘Eén trui biedt natuurlijk totaal geen warmte.’ En dan kreeg je zo’n naar lijflucht ruikend vest te leen. Vergeleken met vroeger was het er nu aangenaam warm. Althans, binnen een straal van vijf meter rondom de open haard, daarbuiten leek het net alsof je de tuin inliep. ‘We hoeven zelfs de verwarming nooit meer te gebruiken!’ glunderde het familielid. ’s Avonds opstijgen naar een vrieskist leek me weinig aantrekkelijk, maar daar wachtte dan de extra wollen deken. De hele avond durfde ik niet naar het toilet, bang om mijn warme plekje te verliezen.

Bij een ander huishouden waar ik regelmatiger kom gaat de verwarming pas aan als het buiten beneden de tien graden is, een zelf opgelegde bespaarregel. Met je jas aan in de tuin zitten is hier dus comfortabeler dan binnen zonder jas. Gaat de verwarming eindelijk aan, dan is twintig graden de hoogst haalbare temperatuur. Want met elk graadje kan je namelijk ‘wel 100 euro per jaar besparen’. Ook bespaar je naar het schijnt door de verwarming strikt een uur voor bedtijd uit te zetten, zodat alle opgebouwde lichaamswarmte binnen een mum van tijd wegglijdt. Sowieso is hier alleen de verblijfsruimte verwarmd. Loop je dus de gang in, dan rolt er onmiddellijk een akelige rilling over je rug. Het toilet doet herinneren aan een nachtelijk bezoekje aan een campingtoilet. Rillend kom ik altijd thuis, als ik er buiten de zomer en lente niet onderuit kom.

Heb je dan eindelijk, na eerst een tijdje kruiselings over je bovenarmen te hebben gewreven, de moed bij elkaar geraapt om uit te spreken ‘ik heb het koud’, dan leidt dit vaak eerder tot een discussie over of het nu echt zo koud is. Soms heb je geluk en krijg je een graad erbij. ‘O, ik kan hem wel wat hoger zetten, hoor!’ Houd alsjeblieft die knop ingedrukt! Om nu die gezellige avond stuk te laten lopen op een discussie over de temperatuur is ook wat kinderachtig. Dus verkies je een kil huis boven een kille sfeer en reageer je de rest van de avond afwezig, omdat je er constant aan herinnerd wordt hoe koud je het hebt. Het enige wat erop zit is je dus extra warm aan te kleden als je bij dergelijke bezuinigerds op bezoek gaat.

Beter is om het zo te draaien dat zij naar jou toe komen. En stook dan je huis tot saunahoogten. ‘Wàrm? Echt waar? Ik heb het eerder koud!’ zeg je dan. ‘Maar ik kan hem wel wat lager zetten, hoor.’ Daal niet verder dan een graad. Zeuren ze verder, opteer dan om een kledingstuk uit te trekken, desnoods tot op sauna outfit! Laat hen voelen hoe het voelt als je gevoelstemperatuur niet serieus genomen wordt!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *